Iedereen is als de dood voor de ander
en verzamelt de bangen aan zijn kant.
Gaan ze hitsen, gaan ze haten, gaan ze stoken
en ze schrijven vuile stukjes in de krant.
En de blanken zijn bang voor de zwarten
en de zwarten zijn bang voor de macht.
En de massa is bang voor de homo's
en de homo's weer bang voor de hetero's.
Iedereen is als de dood voor een ander;
wie het toegeeft valt als lafaard door de mand.
En de angst wordt zo de vader van agressie,
want wie bang is houdt zijn wapens bij de hand.
Arabieren zijn bang voor de Joden
en de Joden zijn bang voor de Rus.
En de bazen zijn bang voor de bonden
en de knechten zijn bang voor hun meerderen.
Iedereen is als de dood voor een ander,
gaat dan denken en pijnigt zijn verstand:
hoe te zorgen dat hij banger is dan ik ben?
En wie lacht dat is de wapenfabrikant.
En de mannen zijn bang voor hun vrouwen
en de vrouwen zijn bang voor hun kind.
En het Zuiden is bang voor het Westen
en het Westen is bang voor de Oosterling.
Iedereen is als de dood voor een ander;
wie slim is krijgt de bangen aan zijn kant.
Ook al noemen ze het eerst nog defensie,
even later loopt de vrede uit de hand.
uit: Kwartetten (1975)
Dat waren Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap.
De Vrijheid die was het rijkste,
zoals dat meestal gaat.
Die ging uit angst voor rovers
gekleed als een soldaat.
Gelijkheid, daarentegen,
die had het niet zo breed.
Die ging dan ook eenvoudig
als een werkman gekleed.
Maar ja, hoe ging 't nou verder met die Broederschap?
De Vrijheid zei tot Gelijkheid:
ik ben nu erg rijk,
en daarom ben ik machtig,
dus zijn we niet meer gelijk.
Gelijkheid zei tot Vrijheid:
ik wil niet zijn als jij,
want geldzucht voert tot onrecht;
dan liever niet meer vrij.
Maar ja, hoe ging 't nou verder met die Broederschap?
Twee broeders gingen twisten,
't werd een handgemeen.
Maar geen van twee kon winnen,
toen gingen ze uiteen.
De Vrijheid koos het Westen
en heeft het ver gebracht.
En de Gelijkheid koos het Oosten
en werd een wereldmacht.
Maar wie heeft er eigenlijk
nog íets vernomen
van die Broederschap?
uit: Kwartetten (1975)
Toch is er één die je het zeker nog moet vragen.
Zij het ... Muziek.
Als zij, Muziek, de stilte tovert tot een melodie,
de diepste snaren van ons voelen raakt
en koestert wat nog geen geluk beroerde,
dan resoneert daarin ons nameloos geheim.
Een mens heeft nóóit dit wonder in me kunnen raken
en zij, Muziek, legt woordeloos de vinger op de wond.
Zij deed mij geloven als een rots
dat "waar" en "goed" bestaan.
En ook al zonk ze dieper dan de tederste dromen,
nooit heeft ze mijn geheim verraden
tot een naam.
Maar toen mijn lief en ik verzonken in een zee van tonen,
verzaligd ons bedronken aan 't wonder van de klank,
toen proefde toch de een niet de ontroering van de ander
en bleef gevangen in dat lot dat ik niet jij kan zijn.
Al voelen ze zich vereend,
drinken uit één beker,
elk drinkt zijn eigen teug
en proeft zijn eigen dorst.
Dus ook al prijst men luid
"gemeenschap" en "gemeenzaamheid",
ik weet door u, Muziek,
't laatste woord is "eenzaamheid".
uit: Fons Jansen 5 (1980)
Terug naar de muziek en teksten pagina
Jos van Geffen --
Home |
Site Map |
Contact Me