Jules Verne

Jules Verne -- Het Loterijbriefje

 
De volgende drie bijdragen van mijn hand danwel door mij vertaald verscheen in De Verniaan 30 (maart 2004) een uitgave van Het Nederlandse Jules Verne Genootschap:


<=== Jules Verne hoofdpagina


 

Over Telemark en de Rjukan-waterval
Jos van Geffen

Een groot deel van Verne's Het Loterijbriefje speelt zich af in Dal, "een dorpje waar weinig huizen staan" (eerste regel Hoofdstuk 2). De Getty Thesaurus of Geographic Names kent geen plaats Dal in Telemark, wel Dalen. Maar Verne doelt vast niet op het stadje Dalen (59°27' N, 8°00' O), want dat ligt zeker 50 km van de Rjukan-waterval (59°54' N, 8°33' O), terwijl Verne aan het begin van Hoofdstuk 8 schrijft dat het ongeveer 15 km van Dal naar de waterval is. Of heeft Verne de dichterlijke vrijheid genomen om de afstand aan te passen aan zijn verhaal? Verne bezocht Dal en de Rjukan-waterval zelf tijdens zijn reis door Noorwegen in de zomer van 1861 (Verne-biografie van Peter Costello, Het Spectrum, 1979, pag. 56).

De streek waar Dal en de waterval gelegen zijn heet Telemark. In de reisgids Noorwegen van Axel Patitz (Schuyt & Co. NV, Haarlem/Antwerpen, 1981, pag. 37-38) lezen we over Telemark:

De naam Telemark heeft een bijzondere klank, een geheimzinnig gefluister, dat zelfs hen beroert die nog nooit in Noorwegen geweest zijn. Telemark is als een donkere boerenkamer waar in halfduister de geschilderde rozen bloeien, als een oude, zwaarmoedige volkswijs. 'In Telemark zijn de kleuren op een gouden ondergrond geschilderd', zo verklaarde een van de belangrijkste Noorse schilders uit later tijd, Henrik Sörensen (1882-1962) zijn liefde voor Telemark. De lyrische dichter Aasmund Olafsen Vinje (1818-1870), die weigerde het door het Deens beïnvloede Riksmål te gebruiken en in het Landsmål zijn gedichten schreef, zei het op zijn manier: 'Telemark kan de halve wereld van dichters voorzien'. Henrik Ibsen werd in Skien geboren, de hoofdstad van Telemark, die hij eens de 'stad van de houtzagerijen en de watervallen' heeft genoemd. Maar het beste werd het toch tot uitdrukking gebracht door de anonieme dichter, die met het draumkvedet, het droomlied, Noorwegens grootste gedicht schiep. In dit visionaire laat-middeleeuwse gedicht, omstreeks 1250 in Telemark genoteerd, levert christelijke vroomheid strijd met de heidense goden.

Telemark is geen overzichtelijk landschap, de wegen volgen hier niet de grote rivierdalen, zoals in Gudbrandsdal, Valdres, Hallingdal, Numedal en Setesdal. Telemark bestaat uit een doolhof van korte dalen, riviertjes die in alle richtingen stromen, en talloze meren, uit dichte wouden, machtige rotskloven, middelhoge gebergten en vlakke bergwanden die hun hoogste punt vinden in de ronde, kaalhoofdige Gausta (1883 meter).

De meeste rivieren van Telemark monden uit in het merengebied bij Skien, dat op zijn beurt door de Frier- en Langesundsfjord in verbinding staat met de zee.

Zijn systeem van krachtstations is - naast de olie - de belangrijkste energiebron van Noorwegen. De waterkrachtcentrales van het land leveren 20.000 kWh stroom per hoofd van de bevolking. Daarmee staat Noorwegen bovenaan in de reeks van Europese landen en was het, dank zij de goedkope en overvloedige hoeveelheid electriciteit in staat, niet alleen een produktieve industrie op te bouwen, maar ook elk Noors huis electrisch te verwarmen. Aan de uitbreiding van de waterkrachtinstallaties hebben steden als Rjukan en Notodden hun ontstaan te danken. Rjukan, in het donkere nauwe Vestfjorddal aan de voet van de Gausta gelegen, bestaat alleen door het geweldige bedrijf van de 'Norsk Hydro', dat kalisalpeter, zwaar water en nog andere produkten maakt. Zwaar water is onontbeerlijk voor de kerntechniek. Toen tijdens de oorlog Duitse onderzoekers bevoorrading voor hun ontwikkelingsproject atoombom van hier wilden betrekken, zijn Noorse verzetsstrijders en Britse parachutisten er in februari 1944 in geslaagd, het bedrijf stil te leggen.

Van de waterval Rjukan, die met zijn 104 meter valhoogte eens als een der mooiste watervallen van Noorwegen bekend stond en een toeristische attractie vormde, is tegenwoordig niets meer over, daar het water thans dienst doet om electrische stroom op te wekken.

In Hoofdstuk 8 schrijft Verne over de waterval van Rjukan, de Rjukanfossen: "Er is een plotseling hoogteverschil van driehonderd meter in de bedding van de Maan tussen het Mjös-meer en het Tinn-meer, zodat het water hier bijna loodrecht naar beneden valt" (Loeb-vertaling). Haalt Verne hier de meter en de voet misschien door elkaar? Rein Saariste heeft een Baedeker reisgids uit 1885 en die meldt dat de Rjukanfossen ("der rauchenende Fall") 245 meter hoog is. Verne kan die gids natuurlijk als bron gebruikt hebben en de dichterlijke vrijheid genomen hebben daar dan 300 meter van te maken. Maar de Rjukanfossen is toch echt "slechts" 104 meter hoog, zoals vermeld staat op verschillende webpagina's en per email aan mij bevestigd is door de Toeristeninformatie van Rjukan. Ter vergelijking: de Niagara-waterval is circa vijftig meter hoog, en bij de Victoria-waterval valt het water 119 meter.

In 1810 "ontdekte" de geologie-professor Jens Esmark de Rjukan-waterval en stuurde een rapport naar de koning in Kopenhagen over "de hoogste waterval van de wereld", wat dus een beetje overdreven is. Toch werd de waterval in de 18de eeuw een bekende toeristische attractie. Aan het begin van de 20ste eeuw was Rjukan een geïsoleerde vallei waar landbouw bedreven werd door zo'n 50 families. In 1911 kwam daar 's werelds grootste hydroelectrische centrale gereed en woonden er inmiddels zo'n 10.000 mensen, waarmee het stadje Rjukan op de kaart verscheen. De centrale had 10 turbines die 108 megawatt aan electriciteit opwekten. Deze centrale was in bedrijf tot 1971, toen een nieuwe centrale binnen in de berg in gebruik genomen werd. De waterval mag nog zelden zijn volle glorie tonen, maar als dat gebeurt, bijvoorbeeld tijdens onderhoud van de centrale, dan stromen de toeristen toe.

De volgende websites geven wat informatie over Rjukan en de waterkrachtcentrale en er zijn enkele plaatjes van de waterval te vinden:


 

De legende van Mari

Maristien

De weg door Maristien (Mari's pad) werd voltooid en in gebruik genomen in 1895. Voorheen moest men een lange omweg maken om van deze kant naar de Fosso-boerderijen aan de andere kant van de gladde, kale rotsen te gaan. Men kon natuurlijk Maristien zelf nemen, maar dat was een vrij gevaarlijke tocht. Er zijn vele dramatische beschrijvingen van toeristen die die route namen. Een van hen, Jules Verne, die Maristien in 1863 volgde, gaf er een bijzonder dramatische beschrijving van. Maristien is genoemd naar het meisje Mari, over wie vele legenden de ronde doen. Deze legenden zijn in essentie vergelijkbaar met elkaar. De versie die hieronder volgt verscheen in het Maana-nieuwsblad op 22 juli 1921 en werd gevonden door de Rjukan Bibliotheek.

De legende van Mari

Olav, de zoon van een van de rijkste en belangrijkste boeren in dit dal, en Mari, de dochter van een arme keuterboer, waren verliefd op elkaar geworden. Voor Olav's ouders was dit een ramp en zij weigerden de relatie te accepteren. Zij wilden niet dat de dochter van een keuterboer in hun familie zou komen en zij deden hun uiterste best om dat tegen te houden. Als melkmeid moest Mari elke zomer naar de boerderij hoog in de bergen. Zolang als zij daar was waren Olav's ouders tevreden. Het zou onmogelijk zijn voor Mari en Olav om elkaar te ontmoeten, en Olav's ouders meenden dat hun zoon veilig was gedurende de zomer.

Maar ware liefde is sterk en het maakt mensen inventief, en het kan de zwaarste beproevingen en obstakels overwinnen. En zo, als 's avonds de zon ondergegaan was achter de sneeuwwitte bergen en de koeien in slaap gevallen waren in de stal, verliet Mari de zomerboerderij. Als een vogel vloog ze over de rotsen en stroompjes omlaag door het ravijn, waar de Maana-rivier geel-wit in de Rjukan-waterval tuimelt.

Onder een door weer en wind getekende pijnboom ging ze zitten wachten. Totdat een donkere schaduw op de rotsen haar vertelde dat Olav op weg was omhoog vanuit het ravijn, met vlotte en veerkrachtige stappen. Dit was hun ontmoetingsplaats. Hier zaten ze op menige avond in de zomer en de herfst, veilig genoeg om niet verrast te worden. Dit was een beschermde plek, want verboden liefde had die plek gevonden. Niemand zou ooit bedenken dat iemand het aan zou durven om het ravijn in te gaan langs de waterval, zeker niet in het donker of bij mistig weer. Voordat het daglicht weer kwam was Mari terug op het bergplateau bij haar koeien en Olav weer beneden in het dal. Zij ontmoeten elkaar op deze wijze gedurende lange tijd.

Maar op een nacht was het donkerder en winderiger dan gebruikelijk. De donder bulderde, met een geluid alsof duizenden wilde reuzen uit de rotsspleten kwamen en alsof grote rotsblokken langs de berg omlaag rolden. De wind blies alsof die alles zou wegblazen. Maar Mari was naar de ontmoetingsplaats gekomen. En zoals gewoonlijk ging ze onder de pijnboom zitten, waar afgebroken takjes en twijgjes in haar schoot vielen. Ze bad tot God voor Olav, voor haarzelf en voor de koeien. Tussen de windstoten door kon ze de wind vreemde geluiden horen maken in de top van de boom, alsof die tot haar klaagde over iets. De mist werd dikker en dikker, en Mari dacht dat ze daarin spookachtige beelden langs zag glijden. Het geluid van de storm en de mist maakten haar erg bang. Ze zuchtte en bad, luisterde en wachtte in grote ongerustheid. Zoiets had ze nog nooit meegemaakt.

Opeens sprong ze op alsof ze gestoken was door naalden. Er hing iets dodelijks in de lucht. De storm bulderde en het stortregende. Plotseling riep iemand haar naam, en ze antwoordde. De stem riep keer op keer. Ze herkende die als Olav's stem. Tijdens pauzes in de storm kon ze hem aan horen komen, omhoog klimmend naar haar toe, dichter en dichter bij. Ze kon het niet langer aan om stil te blijven staan, en ze rende naar hem toe.

Maar juist op dat moment sloeg er een windvlaag door het ravijn en de rotswand leek te beven. Hogerop gingen rotsblokken rollen, omlaag langs de bergwanden, het ravijn in. Mari greep zich vast aan een bosje en was doodsbang. Ze riep Olav's naam keer op keer. Geen antwoord. Ze zag of hoorde hem die nacht niet meer.

De ochtend brak aan en de zon begon op te komen. De storm ging liggen en het was opgehouden met regenen. Mari zat nog steeds onder de pijnboom. En toen, diep beneden in het ravijn bij de waterval zag ze een verpletterd lichaam. Het was haar geliefde. Het water stroomde langs hem en waste het bloed uit zijn haren. Op die plek had hij de dood gevonden. Mari voelde een grote droefheid. Langzaam ging ze terug naar haar koeien op het bergplateau om getrouw haar werk voort te zetten.

Gedurende vele nachten dat jaar en in de volgende jaren keerde Mari terug naar de pijnboom. Ze liep langs de paden en luisterde naar Olav, die nooit meer zou komen om haar te ontmoeten. Tot op een stormachtige nacht, toen de wind weer tussen de bergen raasde. Toen kwam ook Mari niet meer terug. Men vond haar lichaam op dezelfde plaats als dat van Olav. Medelevende mensen begroeven haar naast Olav in de gewijde grond van de begraafplaats van de kerk.

Uit het Engels vertaald door Jos van Geffen; bron: http://www.rjukan-turistkontor.no/main.asp

Het op de webpagina genoemde jaartal van Verne's bezoek aan Noorwegen, 1863, is niet helemaal correct: dat moet 1861 zijn (Verne-biografie van Peter Costello, Het Spectrum, 1979, pag. 56).


 

Het klimaat van Bergen
Jos van Geffen

In hoofdstuk 13 van Het Loterijbriefje is Sylvius Hog op bezoek in Bergen, aan de westkust van Noorwegen, en Verne schrijft: "Natuurlijk regende het, want het regent driehonderd dagen per jaar in Bergen." Wat het klimaat in Verne's tijd in Noorwegen was weet ik niet, maar de Wereld Klimaatinformatie (WKI) van het KNMI geeft wel uitsluitsel over het huidige klimaat, d.w.z. de normalen: de gemiddelde over de periode 1961-1990.

Volgens de WKI valt er op 239 dagen van het jaar meer dan 0,1 mm regen in Bergen, waarmee Bergen op de zevende plaats komt van West-Europese meetstations. Bovenaan de lijst staat een station op de Orkney Eilanden (GB): 287 dagen regen per jaar. Wereldwijd gezien zijn er slechts twee meetstations waar het vaker regent dan op Orkney: Ponape in Micronesië (311 dagen/jaar) en Pastaza in Ecuador (315 dagen/jaar). Ter vergelijking: De Bilt telt 198 dagen/jaar met meer dan 0,1 mm neerslag, en in totaal valt er daarbij 802 mm regen. In Bergen valt jaarlijks 2250 mm regen, waarmee Bergen op de tweede plaats staat in West-Europa; alleen in Prins Christian Sund (zuidpunt van Groenland) valt jaarlijks meer regen, namelijk 2504 mm.

Sylvius Hog bezoekt Bergen in de maand juli en volgens de WKI regent het die maand op 21 dagen, waarmee Bergen voor de maand juli koploper van Europa is, tesamen met Stornoway (GB); in De Bilt heeft juli gemiddeld 15 regendagen.


<=== Jules Verne hoofdpagina

 
Jos van Geffen -- Home  |  Site Map  |  Contact Me

created: 13 April 2006
last modified: 14 June 2011