Jules Verne

Jules Verne -- "Kapitein Nemo's Bibliotheek" van Per Olov Enquist

 
De volgende bijdrage van mijn hand verscheen in De Verniaan 35 (oktober 2005) een uitgave van Het Nederlandse Jules Verne Genootschap.


<=== Jules Verne hoofdpagina


"Kapitein Nemo's Bibliotheek" van Per Olov Enquist
Jos van Geffen

Per Olov Enquist Naar aanleiding van recensies in het NS-blad Spoor (zomer 2004) en in De Volkskrant (17 juli 2004) kocht ik het boek "Kapitein Nemo's Bibliotheek" van de Zweedse auteur Per Olov Enquist (Uitgeverij Ambo, ISBN 90-263-1756-5). Het boek is geschreven in 1991, maar pas in 2004 in het Nederlands vertaald. In een interview met NRC-Handelsblad in 2001 zei Enquist (geb. 1934): "Ik beschouw het als een van mijn belangrijkste en persoonlijkste werken. (...) Ik schreef het toen mensen om me heen stierven en het redde mijn leven. Eigenlijk gaat het boek over overleven."

De proloog van het boek laat je in verwarring achter. De recensie in De Volkskrant raad aan om de proloog tweemaal te lezen. Dat heb ik gedaan. Het helpt. Maar het blijft verwarrend. Het zet de toon voor het hele verhaal: een wirwar van droom en werkelijkheid, waarin de ik-figuur het verhaal van zijn jeugd verteld.

Eerst vat ik het verhaal samen, dan schrijf ik over hoe kapitein Nemo erin voorkomt.
 

Het verhaal

In september 1934 worden ergens op het platteland in het noorden van Zweden twee jongens geboren, de naamloze ik-figuur en Johannes. De moeder van de ik, Josefina, verliest haar man zes maanden later. Johannes groeit op bij Sven, een arme stierenhoeder, en diens vrouw Alfild. In de jaren die volgen zijn de ik en Johannes vrienden.

In 1939 komt uit dat na de geboorte, in een ziekenhuis, de twee jongens verwisseld zijn, en in december 1940 volgt de terugwisseling: Johannes gaat bij Josefina wonen, de ik verhuisd naar Sven en Alfild. Echt gelukkig lijkt niemand daarmee te worden. Alfild krijgt door de schok van de terugwisseling een tweede hersenbloeding en zij zal later sterven. Johannes is heel ongelukkig en Josefina geeft hem een pleegzusje als speelkameraad: de 5 jaar oudere wees Eeva-Lisa. Beide jongens zijn een beetje verliefd op haar.

De vriendschap tussen de ik en Johannes werd onderdrukt, vooral door Josefina. Vanaf midden 1944 gaan ze weer af en toe met elkaar om. Eeva-Lisa wordt inmiddels het hof gemaakt door een 10 jaar oudere jongen uit een ander dorp. De ik en Johannes zien hem als de Vijand, die verslagen moet worden, en samen jagen ze de Vijand weg.

Begin december komt uit dat Eeva-Lisa in verwachting is, en Josefina is heel kwaad: Eeva-Lisa zal het huis uit moeten. Maar zover komt het niet. Het meisje gaat enkele keren naar de ik voor help: met hem kan ze praten. Eind december klopt ze, met hevige pijnen, midden in de nacht aan bij de ik. In de schuur van de Hedman's, met alleen de ik erbij, krijgt Eeva-Lisa een miskraam, en niet veel later overlijdt ze zelf ook. In de zomer van 1945 verongelukt Johannes. En de ik verbergt zich in een afgelegen grot; Eeva-Lisa komt daar tijdelijk bij hem terug als kat.

Als de ik uiteindelijk gevonden wordt, 21 augustus 1945, wordt hij voor enkele jaren opgenomen in een inrichting. Hij probeert er om de stukjes van het verhaal in elkaar te passen. Pas 45 kaar later lijkt hem dat gelukt te zijn.

 
Al met al is het een verwarrend en triest verhaal, maar bovenal ook intrigerend. En schitterend geschreven. Een boek waarin je blijft lezen, ook al is het als een nachtmerrie met de dood in de hoofdrol.
 

Kapitein Nemo, de Weldoener

Per Olov Enquist In de jaren 1940 op het platteland in Zweden was men nogal streng gelovig en er werd door kerk en ouders grote druk op iedereen uitgeoefend, met de dreiging van een strenge God. Maar als je als kleine jongen zwaar op de proef gesteld wordt en geen gehoor vindt bij God met je vragen, dan zoek je een andere Weldoener. Bijvoorbeeld tijdens de miskraam van Eeva-Lisa, waar de ik hulpeloos bij zit (pag. 168-169):
Toen het kwam was het dood. Heel zeker. Anders had ze me in haar verwarde toestand wel gevraagd het uit zijn lijden te verlossen. Het was hartstikke dood. Maar slijmerig, als een vis voordat je die tegen de rand van de boot slaat.
Maar dat vroeg ze niet. Ik kan dit getuigen voor God, Die zich laf verbergt tot de Dag des Oordeels wanneer Hij ons ellendelingen zal oordelen, en voor de Zoon der Mensen, die het altijd te druk heeft om iets te doen als je Hem echt nodig hebt.
Later heb ik hier vaak met mijn weldoener, kapitein Nemo, over gesproken, hij die met ons was en zal zijn, in onze nood, tot het einde der tijden.
De reden dat de ik zich zo tot Nemo aangetrokken voelt is natuurlijk ook omdat diens naam "Niemand" is (pag. 9):
Als je geen naam hebt ben je Niemand. Ook dat is een soort bevrijding.
Nemo helpt de wanhopige jongen door het verhaal heen, om Eeva-Lisa, de baby en Johannes terug te krijgen, en om de stukken van het verhaal in elkaar te passen (pag. 16):
Toen ik een kind was bezat ik geen enkel boek, maar na de uitwisseling kreeg Johannes twaalf boeken en een ervan gaf hij aan mij. Het geheimzinnige eiland.
Wij hadden onze hele jeugd geleerd leidraden te duiden en signalen af te geven. Het geheimzinnige eiland was een signaal. Het enige wat je behoefde te doen was het te duiden. Het heeft bijna mijn hele leven geduurd, maar uiteindelijk is het me toch gelukt.
Bij het dorp ligt een groot meer met daarin een eiland, Ryssholmen. Voor de ik is dat Franklin-eiland (pag. 17):
Kapitein Nemo had aanwijzingen achtergelaten. Ik moest de dunne metalen draad volgen door de gedeeltelijk ingestorte tunnel die naar de krater van de vulkaan leidde.
Het stond in het boek. Het was eenvoudig.
Daar vindt de ik de Nautilus en in de bibliotheek ervan ligt Johannes op de sofa, en niet veel later sterft Johannes daar. Johannes heeft allerlei notities gemaakt, honderden boeken vol, en de ik gebruikt die om de stukjes van het verhaal te begrijpen. Het slot staat aan het begin van de proloog (pag. 7):
Nu, gauw, zal mijn weldoener, kapitein Nemo, tegen me zeggen dat ik de watertanks moet openen, zodat het vaartuig m\'et de bibliotheek zal zinken.
Ik ben door de bibliotheek gegaan, maar niet door alles wat er ligt. Vroeger droomde ik er heimelijk van dat het mogelijk moest zijn om alles met alles te laten samenhangen, zodat het af was, afgesloten. Om tenslotte te kunnen zeggen: zo was het, zo is het gegaan, dit is het hele verhaal.
Maar dat zou tegen beter weten in zijn. Tegen beter weten in is echter wel een goede manier om het niet op te geven. Als we beter wisten, gaven we op.
 
© Jules Verne Genootschap / Jos van Geffen, oktober 2005.


<=== Jules Verne hoofdpagina

 
Jos van Geffen -- Home  |  Site Map  |  Contact Me

created: 11 July 2005
last modified: 11 July 2005